Parvo is een virale ziekte die vooral de spijsvertering van de hond aantast. Honden die besmet zijn met Parvo hebben een hele geringe kans om het te overleven. Een hond hoeft alleen maar te snuffelen aan de uitwerpselen van een besmette hond en de ziekte heeft zich al verspreid. Het Parvo virus zorgt vervolgens voor darmontstekingen wat de drie volgende symptomen tot gevolg heeft:
Een virus vermeerdert zich altijd in cellen, waarbij het virus de cellen vervolgens vernietigt. Het Parvo virus heeft een voorkeur voor cellen die aan het delen zijn. Dat is voornamelijk in het maagdarm-bereik van je hond, maar bij jonge honden delen de cellen van de hartspier zich ook nog. Daarom zorgt het Parvo virus er bij jonge honden voor dat zij fatale hartproblemen krijgen. Tevens is geconstateerd dat de rassen Dobermanns en Rottweilers gevoeliger zijn voor besmetting met Parvo.
De moedermelk zorgt ervoor dat puppy’s afweerstoffen ontwikkelen tegen Parvo. Parvo wordt daarom tegenwoordig minder snel ontwikkeld. Inenten van de hond is daarnaast ook belangrijk om 100% zeker te zijn.
Parvo is een hardnekkig virus. Het kan tot een jaar blijven hangen in de omgeving. Daarnaast is Parvo niet te vernietigen met behulp van schoonmaakmiddelen of desinfectiemiddelen. Als een hond lang genoeg blijft leven na besmetting (5 dagen na besmetting zal je hond beginnen met het aanmaken van antistoffen tegen het Parvo virus), is herstel mogelijk. Je kunt het genezingsproces van je hond met medicijnen (anti-biotica) en infusen stimuleren. Vanwege de diarree droogt je hond namelijk flink uit. Als je hond uiteindelijk herstelt, zal hij een jarenlange immuniteit tegen Parvo hebben opgebouwd. Beter is het de ziekte te voorkomen door middel van enten omdat het bij de meeste honden zo’n verschrikkelijk naar verloop kent.
Ga direct naar het artikel met de vaccinatieschema’s om te bekijken wanneer je je hond of pup het beste kunt laten inenten!
Ga terug naar het menu: Hondenziekten.
Lees direct meer over:
Hartfalen bij honden zijn voor 80% te wijten aan dilaterende cardiomyopathie (DCM) en degeneratieve klepinsufficientie (EC). Bij degeneratieve klepinsufficientie sluit de hartklep van de hond niet meer goed. De klepinssufficientie komt het meeste voor bij kleine hondenrassen.
DCM of dilaterende cardiomyopathie is een aandoening van de hartspier. Cardio-myo-pathie betekent letterlijk hart-spier-aandoening.
DCM is erfelijk. Je hond wordt echter niet met de ziekte geboren, het is alleen mogelijk dat je hond een verhoogde gevoeligheid heeft geërfd om de ziekte te ontwikkelen. DCM zorgt voor een verwijding (dilatatie) van de hartkamers. Meestal gaat het om de linkerhartkamer. Hierdoor verslechtert de pompfunctie van je hond omdat bindweefsel de spiermassa van het hart vervangt. Dat wil zeggen dat de wanden van je hond steeds dunner worden en het hart niet meer goed werkt. Hierdoor treden hartritmestoornissen op en kan de hond een hartstilstand krijgen.
De eerste symptomen waaraan je DCM kunt herkennen zijn:
Het is echter niet zo dat bovenstaande symptomen altijd eerst optreden. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk dat je hond sterft aan een hartstilstand, zonder ooit symptomen te hebben vertoond. Dat komt omdat DCM een dodelijke ziekte is. Na diagnose heeft je hond in de meeste gevallen nog enkele weken te leven. Tegen DCM is namelijk niets te doen. Als het hart eenmaal aangetast is, zal de dierenarts alleen nog proberen het leven van je hond te verlengen.
Bij hartfalen bij je hond is het niet altijd mogelijk hier preventief iets tegen te doen. Als je weet dat je hond hartfalen heeft, is het belangrijkste om er snel bij te zijn. Als je hond een van de genoemde symptomen vertoont of bijvoorbeeld vocht heeft in de longen, buikholte of de poten is het belangrijk om een bezoek te brengen aan uw dierenarts. Hij zal dan je hond onderzoeken door onder andere:
DCM komt vooral voor bij middelgrote tot grote hondenrassen. De meeste honden zijn daarbij tussen de 4 en 10 jaar oud. Ook stelt men DCM vaker vast bij reuen dan bij teven.
Preventie van DCM is niet mogelijk door vaccinatie. Het is vooral een erfelijke aandoening die bij bepaalde hondenrassen meer voorkomen dan bij andere. Dit zijn de:
Om te voorkomen dat honden DCM krijgen, is het belangrijk dat fokkers niet meer fokken met honden die leiden aan DCM.
Dilaterende cardiomyopathie behandelen dierenartsen pas als de hond de symptomen vertoont die kenmerkend zijn voor deze hartaandoening. Preventief behandelen doen dierenartsen niet. Na de diagnose schrijft je dierenarts medicatie voor die erop gericht is om het leven van je hond te verlengen. Afhankelijk van hoe ver de dilaterende cardiomyopathie gevorderd is, is het mogelijk dat je hond maximaal 2 jaar langer leeft.
Veel dierenartsen raden aan om ervoor te zorgen dat je hond niet veel beweegt. Heeft je hond overgewicht, dan dient hij af te vallen. Zo zorg je ervoor dat het hart rustig blijft. Een zoutarm dieet zorgt er tevens voor dat er geen vocht meer in de borst- of buikholte komt.
Lees direct meer over: